Telkens Jellien op bezoek komt brengt ze de energie mee om een voor haar, maar meestal ook voor mezelf, nog onbekend stukje Portugal te gaan verkennen.
Gisteren trokken we naar het meest westelijke gedeelte van de Algarve, zo een 150 kilometer van Tavira. Het gebruik van de A22 is relatief duur en uiteraard kan je ook overal geraken zonder tolwegen te gebruiken. De beruchte N125 is echter in zo'n slechte staat en het is er zo druk dat ik er wel wat centjes voor over heb om comfortabel en ontspannen te rijden. De tijdwinst, meer dan 1 uur per traject, is op zo'n daguitstap uiteraard ook leuk meegenomen. Voor een Portugese arbeider met een maandloon van rond de 600 euro is het pendelen over de tolweg financieel niet zo evident.
Ons eerste doelwit: Aljezur. Het is gesticht door de Moren in de 12° en de 13° eeuw, de Portugezen heroverden het in 1249. Het is dus een plaats met een lange geschiedenis en de stad is tot op vandaag verdeeld in twee delen: Aljezur en Igreja Nova. De bezienswaardigheden liggen bijna allemaal in het oude gedeelte, aan de voet van het kasteel. Door deze informatie uit de toeristische gids '100% Algarve' waren we voldoende getriggerd om daar eens te gaan kijken.
Ook nu weer liet mijn Portugese parkeer bewaarengel me niet in de steek en vonden we probleemloos een plaatsje dicht tegen het oude centrum. Een klein centrum, maar toch voldoende groot voor een toeristisch infokantoortje. Bleek het gisteren de dag van het museum te zijn en we konden alles gratis bezoeken. We kregen een plannetje mee en gingen op stap. Niet vermeld op het plannetje en totaal niet verwacht was het eerste dat we opmerkten een vegetarische bistro. De dag kon voor Jellien al niet meer stuk. Maar eerst zouden we onze culturele honger stillen. Het gemeentelijke museum was klein maar knap en inclusief een dito vrouwelijke gids. Het bezoeken van de kerk vergde het volgen van een Portugese procedure. Bezoekers dienden zich aan te melden bij de vrouw die een ander klein museum, naast de kerk, open hield. Op verzoek zou zij dan de kerkdeur van het slot doen. Helaas, net nu was ze toch de sleutel vergeten zeker! Of we na de middagpauze konden terugkomen? Nee dank u.
Op naar het kasteel dan maar. Letterlijk. De vrouw uit het eerste museum had ons gerustgesteld: het kasteel was permanent geopend voor bezoekers. We begrepen na onze beklimming direct vanwaar die ruime openingsuren kwamen. Het kasteel was een zodanige ruïne dat er van een toegangspoort totaal geen sprake meer was. Enkel een paar stukken buitenmuur en een vlaggenmast met de nationale vlag getuigden van de ver vervlogen glorietijden. Maar de topfotografe die mijn dochter toch wel is liet het niet aan haar hart komen en kon zich volop uitleven.
Tijd dan om naar ons knorrende magen te luisteren. Ik moet toegeven: de vegetarische maaltijd die ze in de gerestaureerde molen opdienden was de lekkerste die ik ooit at. Het unieke interieur, de vriendelijke bediening en de democratische prijzen maakten van onze onverwachte kennismaking met Mo's vegetarian Bistro een succes.
Natuurlijk ging het na de maaltijd richting kust. In onze Vlaamse hersenen staat het woord kust gelijk aan vlak. In Portugal rijdt men tot de allerlaatste meters berg(je) op en af om dan steil naar beneden te rijden en op een van de vele kleine strandjes terecht te komen. Ik vertelde hier eerder al dat ik totaal geen fan ben van kronkelige wegen langs ravijnen en ook nu weer sloeg de schrik toe. Maar we bereikten toch Praia de Monte Clérigo. Het deed me denken aan Bray-dunes in Noord-Frankrijk: ook een vergane glorie. Om af te ronden nog een kort bezoekje aan Praia da Arrifana, geliefde plaats bij surfers, en we reden probleemloos terug naar Tavira waar twee kwispelende staarten weeral blij waren dat we terug waren.