'Haha, het is van dat: den Hubert krijgt eindelijk heimwee' hoor ik jullie tot in het diepe zuiden van Europa mompelen. Om nog wat in de sfeer van de blog van vorige week te blijven is mijn antwoord hierop 'Mis poes'.
Via via ben ik in contact gekomen met een gepensioneerde Portugese dame die in haar vrije tijd en als aanvulling op haar karig pensioen aan een klein groepje anderstaligen Portugese les geeft. Een klein groepje betekent in dit geval minstens drie en nooit meer dan zes deelnemers. Haar uitleg hiervoor is eenvoudig. Wanneer ze minder dan drie studenten heeft, is het voor haar (financieel) niet interessant en wanneer er meer dan zes cursisten zijn is het voor die niet intensief genoeg. Dus sinds enkele weken rijd ik samen met mijn Schotse buurvrouw elke maandagmorgen naar Villa Real, zo'n twintig kilometer van Tavira. Het begrip 'lesuur' behoort niet tot de exacte wetenschappen. In de bedrijfswereld telt een uur zestig minuten. In het Vlaamse onderwijslandschap spreekt men na vijftig minuten al over een uur. Onze Portugese 'professora' geeft ons twee uurtjes les (sic). Ze start om tien uur en pauzeert om kwart na elf gedurende een half uurtje. Dan gaat ze verder tot het één uur geworden is. Ik moet er niet bij vertellen dat het een tamelijk intensief taalbadje is dat ik doorspartel (!) om de week mee te beginnen. Gelukkig ben ik een maandagskind. Dat was zelfs mijn geboortedag. Omdat 's maandags de cafetaria van de bibliotheek waar we de lessen volgen gesloten is, trekken we tijdens de pauze naar de kantine van de plaatselijke brandweer voor een koffietje. Het is de enige plaats die ik ken in Portugal waar het rookverbod in openbare plaatsen zo flagrant genegeerd wordt. Wellicht omdat er indien nodig onmiddellijk een blik pompiers kan opengetrokken worden?
Maar nu ter zake. Tijdens de les doen we uiteraard veel spreekoefeningen. Het zinnetje 'Eu estou feliz' bijvoorbeeld betekent 'Ik ben gelukkig' maar wordt door de echte Portugezen uitgesproken als '(e)stou f(e)liz' oftewel met een beetje verbeelding 'stoofvlees'. Om volgende redenen heb ik de voorbije week volop van deze Vlaamse lekkernij kunnen smullen.
Lieve is teruggekeerd uit België met de geruststellende diagnose dat er niets ernstig aan de hand is en met medicatie die stilaan begint aan te slaan. Dat ze ook een verkoudheid meebracht zullen we over korte tijd wel vergeten zijn.
De lente begint nu echt op gang te komen. Gisteren maakte ik 's morgens een stevige wandeling, lag ik op de middag in een deugddoend zonnetje een spannend boek te lezen en deed ik in de namiddag nog een fietstocht van 30 kilometer. Vitamine D in een familieverpakking dus.
Morgen verwelkomen we onze zoon Jasko die al boordevol plannen zit om er hier een pittige week van te maken. En woensdag hebben we een afspraak met de Belgische consul in Faro die voor de Belgische Rijksdienst voor Pensioenen moet attesteren dat we nog in leven zijn. Dat zal geen twijfelgeval worden denk ik zo.